TL1

De laatste IJstijd eindigde zo’n 10.000 jaar geleden. Het klimaat werd warmer en de grote ijsmassa’s die een groot deel van noord-Europa bedekten begonnen te smelten. Daardoor steeg de zeespiegel en liep de grote vlakte tussen Engeland en Nederland geleidelijk onder water: de Noordzee was geboren, en daarmee de Nederlandse kust.

Door de stijgende zeespiegel werd het verval van de rivieren zoals de Maas kleiner en in de rustig stromende kustdelta zetten ze fijn sediment af. Zodoende slibden de riviermondingen dicht en zocht het water een andere route. De delta veranderde in een wirwar van meanderende zijarmen waarlangs het rivierwater naar zee stroomde. Voorne-Putten was een waterrijke omgeving geworden.

Die zeespiegelstijging verliep erg onregelmatig: in de ene periode steeg het sneller dan de andere. In de rustige perioden kregen de aangeslibde zandbanken de kans om aaneen te groeien tot strandwallen met daarachter een soort waddenkust. Rond 3500 v. Chr. vond zo’n kalme periode plaats en groeiden de zandbanken en eilandjes samen tot een aaneengesloten duinenrij, die het achterliggende gebied tegen de zee beschermde. In deze rustige lagunes werd nog meer slib en zand afgezet, wat resulteerde in metersdikke kleilagen. In de bodem onder vrijwel geheel Voorne-Putten is die dikke laag blauwe zeeklei terug te vinden.

Daarnaast zijn er uit deze periode nog enkele afzettingen gevonden die uniek zijn vanwege specifieke omstandigheden. Zo bevindt zich onder Hellevoetsluis een laag van een meter dik, bestaande uit oude zeeklei en fijn zand, dat door een onderzoeksgroep van de TH-Delft ‘Hellevoeterzand’ is gedoopt. Het omvat een gebied in westelijk Voorne van in totaal zo’n 3500 hectare en gezien de vorm ervan (een uitstulping die onder Rockanje en De Quack richting zee loopt) is dit sediment waarschijnlijk door een kreek aangevoerd.

Tekst: Bob Benschop

 

 

 

Retour2